A Word made Flesh is seldom
A word made Flesh is seldom
And tremblingly partook
Nor then perhaps reported
But have I not mistook
Each one of us has tasted
With ecstasies of stealth
The very food debated
To our specific strength –
A Word that breathes distinctly
Has not the power to die
Cohesive as the Spirit
It may expire if He –
“Made Flesh and dwelt among us”
Could condescension be
Like this consent of Language
This loved Philology.
F1715/J1651/Jaartal onbekend
Een Woord dat Vlees is geworden
Wordt zelden eerbiedig gedeeld
En wellicht ook niet opgetekend
Maar als ik me niet vergis
Heeft ieder van ons geproefd
Met heimelijke verrukking
Van het ware voedsel voorgeschreven
Voor onze specifieke kracht –
Een Woord dat duidelijk ademt
Heeft niet de macht om te sterven
Het is verbonden in de Geest
En gaat pas ten onder als Hij dat doet –
“Vlees is geworden en onder ons heeft gewoond”
Zou neerbuigen gelijk kunnen zijn
Aan deze instemming van de Taal met
Deze dierbare Filologie.
“Tremblingly”: bevend, (figuurlijk) eerbiedig.
“Stealth” – bepaalde boeken moest Emily Dickinson stiekem lezen, want haar vader had liever niet dat ze die las.
“The very food”: (in christelijke termen) het ware voedsel – (hier) het correcte woord.
“He” – hier opnieuw de vergelijking tussen Jezus Christus die ook het vleesgeworden woord wordt genoemd en de dichterlijke taal die ademt.
“Condescension”: neerbuigendheid, (theologie) de positieve neerbuigendheid van God om naar de aarde af te dalen en onder de mensen te gaan wonen om ze te redden van de dood.
“Philology”: taalwetenschap – maar hier eerder liefde voor de taal.
Het gedicht wordt voorafgegaan door vijf regels, gevolgd door een duidelijke streep. Het is niet duidelijk wat de relatie met het gedicht is:
The import of that Paragraph
“The word made Flesh”
Had the faintest intimation
Who broached it yesterday!
“Made Flesh and dwelt among us”
De betekenis van die Paragraaf
“Het woord is Vlees geworden”
Had niet het flauwste vermoeden
Wie het gisteren heeft aangesneden!
“Is Vlees geworden en heeft onder ons gewoond”