Afraid! Of whom am I afraid?
Afraid! Of whom am I afraid?
Not Death – for who is He?
The Porter of my Father’s Lodge
As much abasheth me!
Of Life? ‘Twere odd I fear [a] thing
That comprehendeth me
In one or two existences –
As Deity decree –
Of Resurrection? Is the East
Afraid to trust the Morn
With her fastidious forehead?
As soon impeach my Crown!
J608/F345/1862
Bang! Voor wie ben ik bang?
Niet voor de Dood – want wie is Hij?
De Portier van mijn Vaders Huis
Intimideert mij net zo erg!
Voor het leven? ‘t Zou vreemd zijn om bang te zijn
Voor iets waar ik deel van ben
In één of twee levens –
Naar gelang God beschikt –
Voor de Verrijzenis? Is het Oosten
Bang om de Ochtend te vertrouwen
Die gloort met haar kieskeurige voorhoofd?
Liever mijn Kroon afkeuren!