Distrustful of the Gentian
Distrustful of the Gentian –
And just to turn away,
The fluttering of her fringes
Chid my perfidy –
Weary for my –––
I will singing go –
I shall not feel the sleet – then –
I shall not fear the snow.
Flees so the phantom meadow
Before the breathless Bee –
So bubble brooks in deserts
On ears that dying lie –
Burn so the evening spires
To eyes that Closing go –
Hangs so distant Heaven –
To a hand below.
F26/F27/J20/1858
Met wantrouwen tegenover de Gentiaan –
En net voor het weggaan,
Berispte het gefladder van haar franjes
Nog mijn gebrek aan trouw –
Mijn . . . . . beu
Zal ik zingend gaan –
Dan – zal ik de ijzel niet voelen –
Niet bang zijn voor de sneeuw.
Zo vlucht de spookwei
Voor de Bij buiten adem –
Zo kabbelen beekjes in de woestijn
Voor oren die op sterven liggen –
Zo staan de boomtoppen ’s avonds in brand
Voor ogen die gaan sluiten –
Zo ver weg staat de Hemel –
Voor een hand hier beneden.
“–––“: verwijst naar iemand die niet nader genoemd wordt (haar vriendin Susan?).
“Phantom meadwow”: spookwei (denk aan spookhuis). De ander wordt een spook en Emily Dickinson een bij buiten adem.
“Spires”: torenspitsen, boomtoppen, grassprieten (Noah Webster, Lexicon, 1841).
In de uitgave van R. W. Franklin worden beide strofen als afzonderlijke gedichten beschouwd (F26 en F27). Minder waarschijnlijk aangezien In een van de manuscripten ze onder elkaar op eenzelfde blad zijn geschreven.