Doubt Me! My Dim Companion!
Doubt Me! My Dim Companion!
Why, God, would be content
With but a fraction of the Life –
Poured thee, without a stint –
The whole of me – forever –
What more the Woman can,
Say quick, that I may dower thee
With last Delight I own!
It cannot be my Spirit –
For that was thine, before –
I ceded all of Dust I knew –
What Opulence the more
Had I – a freckled Maiden,
Whose farthest of Degree,
Was – that she might –
Some distant Heaven,
Dwell timidly, with thee!
Sift her, from Brow to Barefoot!
Strain till your last Surmise –
Drop, like a Tapestry, away,
Before the Fire’s Eyes –
Winnow her finest fondness –
But hallow just the snow
Intact, in Everlasting flake –
Oh, Caviler, for you!
F332/J275/1862
Twijfel aan Mij! Mijn Onzekere Vriend!
Hoezo, God, zou al tevreden zijn
Met slechts een fractie van het Leven –
Jou geschonken, zonder enig voorbehoud –
Met heel mijn wezen – voor altijd –
Wat kan een Vrouw nog meer,
Gauw zeg het, en ik zal het je geven
Met de laatste Vreugde die ik heb!
Mijn Geest kan het niet wezen –
Want die was al van jou, vóór –
Ik al het Stof dat ik zag afsloeg –
Hoeveel Rijkdom meer
Bezat ik – een meisje met sproeten,
Wiens hoogste Ambitie
Was – dat ze misschien –
In een of andere verre hemel
Bescheiden kon wonen, met jou!
Ontleed haar, van Top tot Teen!
Pluis haar uit tot je laatste Twijfel –
Wegvalt, als een Wandtapijt
Voor de Ogen van het Vuur –
Zuiver haar puurste tederheid –
Maar heilig dan maar de sneeuw
Ongerept, in een Eeuwige vlok –
Voor jou, Twijfelaar!
– voor “Dim Companion!” (regel 1): “faint Companion –” (slappe Vriend);
– voor “Life” (regel 3): “Love” (Liefde);
– voor “last” (regel 8): “least” (minste).