I have a King, who does not speak
I have a King, who does not speak –
So – wondering – thro’ the hours meek
I trudge the day away –
Half glad when it is night – and sleep –
If, haply, thro’ a dream, to peep
In parlors, shut by day.
And if I do – when morning comes –
It is as if a hundred drums
Did round my pillow roll,
And shouts fill all my childish sky,
And Bells keep saying “Victory”
From steeples in my soul!
And if I don’t – the little Bird
Within the Orchard, is not heard,
And I omit to pray
“Father, thy will be done” today
For my will goes the other way,
And it were perjury!
F157/J103/1860
Ik heb een Koning, die niet spreekt –
Dus – dagdromend – gedwee uur na uur
Sjok ik de dag door –
Bijna blij wanneer het nacht is – en ik slaap –
Als ik, misschien, dromend
In kamers gluur, die overdag gesloten zijn.
Als ik dat doe – wanneer het ochtend wordt –
Is het alsof honderd trommels
Rond mijn kussen roffelen,
Geschreeuw mijn kinderhemel vult,
En Klokken alsmaar “Victorie” blijven zeggen
Vanuit de torenspitsen in mijn ziel!
En als ik het niet doe – wordt het Vogeltje
In de Boomgaard, niet gehoord,
En vergeet ik die dag te bidden
“Vader, Uw wil geschiede”
Want mijn wil gaat ergens anders heen,
En dat zou een zonde zijn!
“Perjury”: meineed, zonde.