I Years had been from Home
I – Years – had been – from Home –
And now – before the Door –
I dared not open – lest a Face
I never saw before
Stare vacant into mine
And ask my Business there –
My Business – just a Life I left –
Was such – still dwelling there?
I fumbled at my nerve –
I scanned the Window o’er –
The Silence – like an Ocean rolled –
And broke against my Ear –
I laughed a Wooden laugh –
That I – could fear a Door –
Who Danger – and the Dead – had faced –
But never shook – before –
I fitted to the Latch – my Hand –
With trembling Care –
Lest back the Awful Door should spring –
And leave me – in the Floor –
I moved my Fingers off,
———-as cautiously as Glass –
And held my Ears – and like a Thief
Stole – gasping – from the House –
F440/J609/1862
Jaren – was ik – van Huis geweest –
En nu – voor de Deur –
Durfde Ik niet open te doen – bang
Dat een volkomen onbekend Gezicht
Wezenloos in het mijne zou staren
En vragen wat ik daar te maken had –
Ik heb enkel – een Leven achtergelaten –
Was zoiets – daar nog blijven wonen?
Ik graaide mijn moed bij elkaar –
Ik keek nog vluchtig langs het Raam –
De Stilte – rolde als een Golf uit –
En brak op mijn Oor –
Ik lachte Houterig –
Dat ik – bang kon zijn voor een Deur –
Ik, die van Gevaar – en Dood – aandurfde –
En nooit beefde – voordien –
Ik omvatte de Klink – met mijn Hand –
Trillend van Voorzichtigheid –
Dat de Vreselijke Deur maar niet opensprong –
En mij – door de Grond deed zakken –
Ik trok mijn Vingers ervan af,
———-voorzichtig als was ze van Glas –
Hield mijn Oren dicht – en als een Dief
Nam ik hijgend de vlucht – weg van het Huis –
– voor “still dwelling” (regel 8): “Remaining there” (daar overgebleven);
– voor “broke” (regel 12): “smote” (sloeg).
Tien jaar later maakte Emily Dickinson een tweede versie van dit gedicht:
I Years had been from Home
And now before the Door
I dared not enter, lest a Face
I never saw before
Stare solid into mine
And ask my Business there –
“My Business but a Life I left
Was such remaining there?”
I leaned upon the Awe –
I lingered with Before –
The Second like an Ocean rolled
And broke against my ear –
I laughed a crumbling Laugh
That I could fear a Door
Who Consternation compassed
And never winced before.
I fitted to the Latch
My Hand, with trembling care
Lest back the awful Door should spring
And leave me in the Floor –
Then moved my Fingers off
As cautiously as Glass
And held my ears, and like a Thief
Fled gasping from the House –
Jaren was ik van Huis geweest
En nu voor de Deur
Durfde ik niet binnen te gaan, bang
Dat een volkomen onbekend Gezicht
Onbewogen in het mijne zou staren
En vragen wat ik daar te maken had –
“Ik heb enkel een Leven Achtergelaten
Was zoiets nog gebleven daar?”
Ik werd overvallen door Ontzag
Bleef hangen in wat Vroeger was –
De Seconden rolden als een Golf uit
En braken op mijn oor –
Ik lachte met een nerveuze Lach
Dat ik bang kon zijn voor een Deur
Ik, die Consternatie heeft meegemaakt
En nooit eerder terugdeinsde.
Ik omvatte de Klink met
Mijn Hand, trillend van Voorzichtigheid
Dat de vreselijke Deur maar niet opensprong
En mij door de Grond deed zakken –
Toen trok ik mijn Vingers ervan af
Voorzichtig als was ze van Glas
Hield mijn oren dicht, en als een Dief
Nam ik hijgend de vlucht, weg van het Huis –