I Years had been from Home
I Years had been from Home
And now before the Door
I dared not enter, lest a Face
I never saw before
Stare solid into mine
And ask my Business there –
“My Business but a Life I left
Was such remaining there?”
I leaned upon the Awe –
I lingered with Before –
The Second like an Ocean rolled
And broke against my ear –
I laughed a crumbling Laugh
That I could fear a Door
Who Consternation compassed
And never winced before.
I fitted to the Latch
My Hand, with trembling care
Lest back the awful Door should spring
And leave me in the Floor –
Then moved my Fingers off
As cautiously as Glass
And held my ears, and like a Thief
Fled gasping from the House –
J609/F440/1862
Ik was Jaren van huis geweest
En stond nu voor de Deur
Ik durfde niet binnen te gaan, bang
dat een volkomen onbekend Gezicht
Onbewogen in de mijne staarde
En vroeg wat ik daar kwam doen –
“Ik zoek enkel een Leven dat ik achterliet
Was er zoiets nog gebleven?
Ik steunde op het Ontzag
Ik bleef hangen in wat Vroeger was –
Seconden rolden als een Oceaan uit
En braken op mijn oor –
Ik lachte met een zuur Gezicht
Dat ik bang kon zijn voor een deur
Die alle Consternatie heeft begrepen
En nog nooit eerder terugdeinsde.
De Klink omvatte ik
Met mijn Hand, trillend van Voorzichtigheid
Uit angst dat de vreselijke deur openspringt
En mij achterlaat op de Vloer –
Toen trok ik mijn Vingers ervan af
Zo voorzichtig als waren ze van Glas
Hield mijn oren dicht, en als een dief
Vluchtte ik hijgend weg van het Huis –