In Winter in my Room
In Winter in my Room
I came upon a Worm
Pink, lank and warm
But as he was a worm
And worms presume
Not quite with him at home
Secured him by a string
To something neighboring
And went along –
A Trifle afterward
A thing occurred
I’d not believe it if I heard
But state with creeping blood
A snake with mottles rare
Surveyed my chamber floor
In feature as the worm before
But ringed with power
The very string with which
I tied him – too
When he was mean and new
That string was there –
I shrank – “How fair you are”!
Propitiation’s claw –
“Afraid,” he hissed
“Of me”?
“No Cordiality” –
He fathomed me –
Then to a Rhythm Slim
Secreted in his Form
As Patterns swim
Projected him.
That time I flew
Both eyes his way
Lest he pursue
Nor ever ceased to run
Till in a distant Town
Towns on from mine
I set me down
This was a dream –
F1742/J1670/Jaartal onbekend
’s Winters in mijn Kamer
Stuitte ik op een Worm
Roze, plat en warm
Maar omdat hij een worm was
En wormen geacht worden
Helemaal niet in huis te zijn
Bond ik hem vast met een touwtje
Aan iets in de buurt
En ging mijn gang –
Een Tijdje later
Gebeurde er iets
Ik zou het niet geloven als ik ervan hoorde
Maar het was bloedstollend, zweer ik
Een vreemd gevlekte slang
Onderzocht mijn kamervloer
Hij leek op de worm van vroeger
Maar omringd met macht
Hetzelfde touw waarmee
Ik hem had vastgebonden – ook –
Toen hij klein was en jong
Dat touw zat er nog –
Ik kromp ineen – “Wat ben je mooi”!
Vriendelijke poot –
“Bang” siste hij
“Voor mij?”
“Ben ik niet Vriendelijk dan” –
Hij had me door –
En toen in een Aalglad Ritme
Verborgen in de Vorm
Van Zwempatronen
Wierp hij zich naar voren.
Op dat moment ging ik ervandoor
Mijn ogen op hem gericht
Bang dat hij mij zou achtervolgen
Ik bleef maar rennen
Tot ik in een verre Stad
Zoals die van mij
Tot stilstand kwam
Het was een droom –