My Worthiness is all my Doubt
My Worthiness is all my Doubt –
His Merit – all my fear –
Contrasting which, my quality
Do lowlier – appear –
Lest I should insufficient prove
For His beloved Need –
The Chiefest Apprehension
Upon my thronging Mind –
‘Tis true – that Deity to stoop
Inherently incline –
For nothing higher than Itself
Itself can rest upon –
So I – the Undivine Abode
Of His Elect Content –
Conform my Soul – as ’twere a Church,
Unto Her Sacrament –
F791/J751/1863
Mijn Waarde is het enige waaraan ik Twijfel –
Zijn Verdienste – mijn enige angst –
In tegenstelling daarmee, lijken
Mijn kwaliteiten – zo banaal –
De Angst me onvoldoende te bewijzen
Voor Zijn geliefde Behoefte –
Is de Grootste Schrik
Voor mijn paniekerige Geest –
‘t Is waar – het is inherent aan God
Om neer te buigen –
Want Hij kan op niets hogers
Dan zichzelf rusten –
Dus ik – de Goddeloze Verblijfplaats
Van Zijn Uitverkoren Inhoud –
Schik mijn Ziel – alsof ik in een Kerk zat,
Naar Haar Sacrament –
“Her” verwijst naar de kerk.
Varianten:
– voor “prove” (regel 5): “be” (dat ik onvoldoende ben)
– voor “thronging” (regel 8): “crowded” (drukke) en “happy” (blije);
– voor “rest” (regel 12): “lift” (zichzelf optrekken) en “base” (steun vinden).