Of all the Sounds despatched abroad
Of all the Sounds despatched abroad,
There’s not a Charge to me
Like that old measure in the Boughs –
That phraseless Melody –
The Wind does – working like a Hand,
Whose fingers Comb the Sky –
Then quiver down – with tufts of Tune –
Permitted Gods, and me –
Inheritance, it is, to us –
Beyond the Art to Earn –
Beyond the trait to take away
By Robber, since the Gain
Is gotten not of fingers –
And inner than the Bone –
Hid golden, for the whole of Days,
And even in the Urn,
I cannot vouch the merry Dust
Do not arise and play
In some odd fashion of its own,
Some quainter Holiday,
When Winds go round and round in Bands –
And thrum upon the door,
And Birds take places, overhead,
To bear them Orchestra.
I crave Him grace of Summer Boughs,
If such an Outcast be –
Who never heard that fleshless Chant –
Rise – solemn – on the Tree,
As if some Caravan of Sound
Off Deserts, in the Sky,
Had parted Rank,
Then knit, and swept –
In Seamless Company –
J321/F334/1861
Van alle Geluiden die buiten worden verspreid –
Grijpt geen een mij zo aan
Als die oude muziekmaat in de Takken –
Die ongestructureerde Melodie –
Die de Wind maakt, aan het werk als een Hand,
Wiens vingers de Lucht Kammen –
Dan omlaag vibreren – met plukjes Muziek –
Vergund aan de Goden, en aan mij ¬–
Erfgoed, is het, voor ons –
Je kunt het niet verdienen –
Je kunt het ook niet stelen
Als een Dief, aangezien de Winst
Niet door handen is verkregen –
En gaat dieper van binnen dan de Botten –
Verborgen in goud, voor al onze dagen,
En zelfs in de Urn,
Kon ik niet garanderen dat het vrolijke Stof
Niet opkomt en vanzelf spelen gaat
In een bizar patroon,
Op ’n nog vreemder Feestdag,
Wanneer de wind overal met vlagen rondgaat –
En op de deur bonst,
En Vogels zoeken hun plaats, hogerop,
Om zijn Orkest te zijn.
Ik bid Hem de genade van de Zomertakken,
Als zo’n verschoppeling bestaat
Die nog nooit dat vleesloze Lied heeft horen
Opstijgen – plechtig – in de boom,
Alsof ’n Karavaan van Geluid –
Uit de woestijn, in de lucht,
Haar Stoet had opgesplitst,
Weer samengebreid, en wegveegt –
In een Naadloos Gezelschap –