She bore it till the simple veins
She bore it till the simple veins
Traced azure on her hand –
Till pleading, round her quiet eyes
The purple Crayons stand.
Till Daffodils had come and gone
I cannot tell the sum,
And then she ceased to bear it –
And with the Saints sat down.
No more her patient figure
At twilight soft to meet –
No more her timid bonnet
Upon the village street –
But crowns instead, and courtiers –
And in the midst so fair,
Whose but her shy –
immortal face
Of whom we’re whispering here?
F81/J144/1859
Ze hield het vol tot de eenvoudige aderen
Azuurblauw op haar hand tekenden –
Tot door het smeken, rond haar stille ogen
Het paars van het Kleurkrijt stond.
Tot Narcissen waren gekomen en gegaan
Ik kan niet zeggen hoeveel,
En toen hield ze het niet langer vol –
En ging bij de Heiligen aanzitten.
Niet meer haar geduldige persoon
In de zwakke schemering tegenkomen –
Niet meer haar bescheiden hoedje
In de dorpsstraat –
Maar kronen daarvoor, en hovelingen –
Met in het midden staat zo prachtig,
Wie anders dan haar verlegen –
onsterfelijk gezicht
Waarover we hier zacht staan te praten?