The feet of people walking home
The feet of people walking home
With gayer sandals go –
The crocus – till she rises –
The vassal of the snow –
The lips at Hallelujah
Long years of practise bore –
Till bye and bye, these Bargemen
Walked – singing – on the shore.
Pearls are the Diver’s farthings
Extorted form the sea –
Pinions – the Seraph’s wagon –
Pedestrian once – as we –
Night is the morning’s canvas
Larceny – legacy –
Death – but our rapt attention
To immortality.
My figures fail to tell me
How far the village lies –
Whose peasants are the angels –
Whose cantons dot the skies –
My Classics vail their faces –
My faith that Dark adores –
Which from it’s solemn abbeys
Such resurrection pours!
F16/J7/1858
De voeten van wie huiswaarts gaan
Stappen met vrolijker sandalen –
De krokus – tot ze opkomt –
Is de vazal van de sneeuw –
Stemmen hebben jarenlang
Geoefend op het Hallelujah –
Tot dit Scheepsvolk uitzwaait
Liepen ze – zingend – op de wal.
Parels zijn kleingeld voor de Duiker,
Afgetroggeld van de zee –
Vleugels – de wagen van de Engel –
Ooit gingen ze te voet – zoals wij –
De nacht is het canvas van de morgen
Leven ontnemen – erfenis –
Dood – slechts onze fascinatie
Voor onsterfelijkheid.
Mijn getallen vertellen me niet
Hoe ver het dorp is –
Waar boeren engelen zijn –
En hun velden de lucht bezaaien –
Mijn Klassieken verhullen hun gezichten –
Mijn geloof houdt erg van dat Duister –
Dat uit zijn statige abdijen
Zoveel opstanding laat stromen!
“Farthings”: stuivertjes, kleingeld.
“Pedestrian” – men geloofde dat overleden mensen in de hemel engelen werden.
“Larceny”: diefstal, roof, (figuurlijk) dood.