The Heaven vests for Each
The Heaven vests for Each
In that small Deity
It craved the grace to worship
Some bashful Summer’s Day –
Half shrinking from the Glory
It importuned to see
Till these faint Tabernacles drop
In full Eternity –
How imminent the Venture –
As One should sue a Star –
For His mean sake to leave the Row
And entertain Despair –
A Clemency so common –
We almost cease to fear –
Enabling the minutest –
And furthest – to adore –
J694/F717/1862
De Hemel kleedt zich voor Ieder
In dat kleine Godje
Waar we zo graag de gratie van aanbidden
’n Gewone Zomerdag –
Deels deinzen we terug voor de Heerlijkheid
Die zich aan onze ogen opdringt
Tot deze onvolkomen Tabernakels wegvallen
In absolute Eeuwigheid –
De Kans daarop ligt even binnen bereik –
Als die om een Ster te smeken –
Zijn vaste Plek om bestwil te verlaten
En onze Wanhoop te troosten.
Een genade die zo gewoon is –
Laat onze angsten bijna ophouden –
Het stelt ons in staat het allerkleinste –
En het uiterste – te aanbidden –
“Imminent”: dreigend, in de buurt.
Het blijft een lastig te interpreteren en te vertalen gedicht.