What I see not, I better see
What I see not, I better see –
Through Faith – my Hazel Eye
Has periods of shutting –
But, No lid has Memory –
For frequent, all my sense obscured
I equally behold
As someone held a light unto
The Features so beloved –
And I arise – and in my Dream –
Do Thee distinguished Grace –
Till jealous Daylight interrupt –
And mar thy perfectness –
F869/J939/1864
Wat ik niet zie, zie ik beter –
Door te Geloven – mijn Bruine Oog
Heeft tijden dat het dicht zit –
Maar, het Geheugen heeft Geen ooglid –
Want vaak, zijn al mijn zintuigen verduisterd
En blijf ik evengoed zien
Alsof iemand een licht laat schijnen op
De Vormen die zo geliefd zijn –
Ik sta op – en in mijn Droom –
Breng ik U eerbiedige Dank –
Tot het jaloerse Daglicht tussenbeide komt –
En uw volmaaktheid verpest –
Variant voor “What” (regel 1): “When” (Wanneer).