What mystery pervades a well!
What mystery pervades a well!
That water lives so far –
A neighbor from another world
Residing in a jar
Whose limit none have ever seen,
But just his lid of glass –
Like looking every time you please
In an abyss’s face!
The grass does not appear afraid,
I often wonder he
Can stand so close and look so bold
At what is awe to me.
Related somehow they may be,
The sedge stands next the sea –
Where he is floorless
And does no timidity betray
But nature is a stranger yet;
The ones that cite her most
Have never passed her haunted house,
Nor simplified her ghost.
To pity those that know her not
Is helped by the regret
That those who know her, know her less
The nearer her they get.
J1400/F1433/1877
Wat voor mysterie vult een bron!
Het water leeft zo goddelijk –
Een buurman uit een andere wereld
Die in een kruik zit
Wiens einde niemand ooit heeft gezien,
Maar alleen zijn glazen stop –
Alsof je elke keer als je wilt
In het gezicht van een afgrond kijkt!
Het gras lijkt niet bang,
Ik vraag me vaak af dat het
Zo dichtbij durft staan en stoer kan doen
Bij wat mij ontzag inboezemt.
Ergens kunnen ze verwant zijn,
Zegge staat vlakbij de zee –
Waar hij geen vaste grond heeft
En angst niet laat merken
Toch blijft de natuur nog een vreemde;
Degenen die haar het meest aanhalen
Kwamen nooit langs haar spookhuis,
Of begrepen haar wezen.
Meelij hebben met wie haar niet kennen
Is gebaat met de teleurstelling
Dat degenen die haar kennen, haar minder leren kennen
Hoe dichter ze bij haar komen.
“Lid of glass”: glazen deksel, glazen afsluiting.
“Sedge”: zegge, moerasgras]