Who were “the Father and the Son”
Who were “the Father and the Son”
We pondered when a child –
And what had they to do with us
And when portentous told
With inference appalling
By childhood fortified
We thought, at least they are no worse
Than they have been described.
Who are “the Father and the Son”
Did we demand Today
“The Father and the Son” himself
Would doubtless specify –
But had they the felicity
When we desired to know,
We better Friends had been, perhaps,
Than time ensue to be –
We start – to learn that we believe
But once – entirely –
Belief, it does not fit so well
When altered frequently –
We blush – that Heaven if we achieve –
Event ineffable –
We shall have shunned until ashamed
To own the Miracle –
F1280/J1258/1873
Wie waren “de Vader en de Zoon”
Vroegen we ons af als kind –
En wat hadden zij met ons te maken
Toen het ons angstaanjagend werd verteld
Met ontstellende gevolgen
Nog versterkt doordat we kinderen waren
We vonden ze op ten minste niet erger
Dan ze beschreven werden.
Wie zijn “de Vader en de Zoon”
Als we het Vandaag vroegen
Zouden “De Vader en de Zoon” het zelf
Ongetwijfeld uitleggen –
Maar waren zij bereid geweest
Toen wij het wilden weten,
Waren we misschien betere vrienden geworden,
Dan de tijd zou uitwijzen –
We beginnen – in te zien dat we
Niet meer als ooit – in alles geloven –
Geloof, het past niet zo goed
Wanneer het vaak verandert –
We blozen – dat als we de Hemel bereiken –
Een onbeschrijflijke gebeurtenis –
We tot schaamte toe vermeden hebben
Om het Wonder eigen te maken –