Of God we ask one favor,
——–that we may be forgiven –
For what, he is presumed to know –
The Crime, from us,
——–is hidden –
Immured the whole of Life
Within a magic Prison
We reprimand the Happiness
That too competes with Heaven –
F1675/J1601/1885
Van God vragen wij één gunst,
——–dat we vergeven worden –
Waarvoor, hij mag het weten –
Wat we Misdaan hebben,
——–blijft voor ons verborgen –
Ons hele Leven ingemetseld
Binnen een magische Gevangenis
Maken wij het Geluk verwijten
Dat het teveel concurreert met de Hemel –