I cried at Pity – not at Pain –
I heard a Woman say
“Poor Child” – and something in her voice
Convicted me – of me –
So long I fainted, to myself
It seemed the common way,
And Health, and Laughter, Curious things –
To look at, like a Toy –
To sometimes hear “Rich people” buy –
And see the Parcel rolled –
And carried, I supposed – to Heaven,
For children, made of Gold –
But not to touch, or wish for,
Or think of, with a sigh –
And so and so – had been to me,
Had God willed differently.
I wish I knew that Woman’s name –
So when she comes this way,
To hold my life, and hold my ears
For fear I hear her say
She’s “sorry I am dead” – again –
Just when the Grave and I –
Have sobbed ourselves almost to sleep,
Our only Lullaby –
F394/J588/1862
Ik huilde van Medelijden – niet van Pijn –
Ik hoorde een Vrouw zeggen
“Arm kind” – en iets in haar stem
Overtuigde mij dat ik dat was –
Al die tijd dat ik verzwakte, leek het
Voor mijzelf heel normaal,
Om Gezondheid, en Lachen, als iets vreemds –
Te zien, als een stuk Speelgoed –
Soms hoorde ik dat “Rijken” het kopen –
En ervoor zorgen dat het Pakje verzonden wordt –
Vervoerd, denken Wij – naar de Hemel,
Voor kinderen, gemaakt van Goud –
Zonder het aan te raken, te verlangen,
Of eraan te denken, met een zucht –
En hoe het dan – voor ons was geweest,
Als God anders had gewild.
Ik wou dat ik de naam van die Vrouw wist –
Voor als ze deze kant opkomt,
Ik houd mijn adem in, en mijn oren dicht
Uit angst dat ik haar hoor zeggen
Dat ze “spijt heeft dat ik dood ben” – alweer –
Precies op het moment dat het Graf en ik –
Onszelf bijna in slaap hebben gesnikt,
Ons enige Slaapliedje –
– voor “Convinced” (regel 4): “Convicted”;
– voor “myself of me –“ (regel 4): “me – of me –“;
– voor “We suppose” (regel 11): “I supposed” (dacht ik);
– voor “us” (regel 15): “me” (mij).