De Israëlische singer-songwriter Efrat Ben Zur bracht in 2012 Robin uit, een album met nummers gebaseerd op de gedichten van Emily Dickinson. Haar werk was bekend omdat zij traditionele Hebreeuwse poëzie omzette in populaire muziek. Op eenzelfde manier heeft zij ook het werk van Emily Dickinson muzikaal hertaald. Zij leerde de gedichten voor het eerst kennen in een Hebreeuwse vertaling en pas later in het Engels. Door er melodieën aan te geven, gingen de teksten nog meer spreken, legt ze uit. Efrat Ben Zur staat bekend om haar kinderlijke stem en voert vocalen uit die tegelijk speels en serieus zijn, ziekelijk maar ook opbeurend.
“I didn’t plan this album,” zei Efrat Ben Zur in een interview. “It was a mystical experience; knowing that Dickinson’s poetry belongs to another era released something in me and opened my imagination.” Met Robin heeft Ben Zur de nachtvorst van New England doordrenkt met de eenzame wind en ochtendzon van Nahariya, een noordelijke kuststad in Israël.
Luister naar haar interpretatie van de gedichten Bee en I’m Nobody, weergegeven in krachtig ritme en melodie:
Bee! I’m expecting you!
Was saying Yesterday
To Somebody you know
That you were due –
The Frogs got Home last Week –
Are settled, and at work –
Birds, mostly back –
The Clover warm and thick –
You’ll get my Letter by
The seventeenth; Reply
Or better, be with me –
Yours, Fly.
F983/J1035/1865
Bij! Ik wacht op jou!
Dat zei ik Gisteren
Tegen Iemand die jou kent
Dat je wel moest komen –
De Kikkers zijn al een Week Thuis –
Zitten er al, en zijn aan het werk –
Vogels, de meesten zijn terug –
De Klaver, hartelijk en dicht op elkaar –
Je krijgt mijn Brief door
Rond de zeventiende; Antwoord
Of beter nog, kom bij mij –
De jouwe, Vlieg.
I’m Nobody! Who are you?
Are you – Nobody – too?
Then there’s a pair of us!
Don’t tell! ———they’d banish us – you know.
How dreary – to be – Somebody!
How public – like a Frog –
To tell your name – the livelong Day –
To an admiring Bog!
F260/J288/1861
Ik ben Niemand! Wie ben jij?
En jij – ben je ook – Niemand?
Dan zijn wij een stel –
Niet verder vertellen! ———anders verjagen ze ons – snap je.
Hoe saai – om Iemand – te zijn!
Overal bekend moet je – als een Kikker –
Jezelf dag in dag uit voorstellen
Aan een Moeras van bewonderaars!
Kunstenares Lesley Dill (geboren 1950) werkt in Brooklyn, New York. Zij maakt gebruik van een breed scala aan media, waaronder beeldhouwkunst, prenten, fotografie, performance en muziek. Zij onderzoekt de kracht van taal en de mystieke aard van de psyche. Lesley Dill is gefascineerd door de poëzie van Emily Dickinson. In 1990 krijgt ze een gedichtenbundel van Emily Dickinson geschonken. De teksten raken haar dermate dat zij deze rechtstreeks in haar stukken begint te verwerken; iets dat ze gedurende haar hele carrière heeft voortgezet. Zelf zegt ze dat de precieze balans van verscheurende zelf-onthulling en ondoordringbare terughoudendheid past bij haar eigen verkenningen van de vrouwelijke geest, lichaam en ziel.
Deze prent is onderdeel van een serie van vijf, “A Word made Flesh” (1994). Deze serie montleent zijn titel en fragmentarische teksten aan Dickinsons gedicht “A word made Flesh is seldom And tremblingly partook”. In de werken combineert Dill twee ogenschijnlijk totaal verschillende inspiratiebronnen: de poëzie van Dickinson en de henna-tatoeages van vrouwen in India. Ze legt uit: “Ik was erg beïnvloed door mijn verblijf in India, waar vrouwen hun handen en voeten met prachtige ontwerpen beschilderen. Ik besefte dat we misschien wel woorden bij ons hebben, onzichtbare tekst die we allemaal dragen. Dan moet ik denken aan woorden, vooral poëzie en met name die van Emily Dickinson als een soort spiritueel pantser, een beschermende huid van woorden die de ziel kleedt met inspiratie van kwetsbaarheid, angst en hoop. Zoals kleding verhult of onthult, doet taal dat ook, die selectief kan presenteren of verdoezelen.”
A word made Flesh is seldom
And tremblingly partook
Nor then perhaps reported
But have I not mistook
Each one of us has tasted
With ecstasies of stealth
The very food debated
To our specific strength –
A Word that breathes distinctly
Has not the power to die
Cohesive as the Spirit
It may expire if He –
“Made Flesh and dwelt among us”
Could condescension be
Like this consent of Language
This loved Philology.
F1715/J1651/Jaartal onbekend
Een Vleesgeworden woord is zeldzaam
En wordt eerbiedig genuttigd
Misschien wordt er amper over gesproken
Maar ik vergis me niet
Dat ieder van ons
Met heimelijke extase heeft geproefd
Van het juiste voedsel voorgeschreven
Voor onze specifieke kracht –
Een Woord dat duidelijk ademt
Heeft niet de kracht te sterven
Verbonden in de Geest
Kan het de laatste adem uitblazen als Hij –
“Die Vlees werd en onder ons woonde”
Een beeld van nederigheid kon zijn
Gelijk deze consensus van Taal,
Deze geliefde Filologie.
Begin 1998 plaatst Lesley Dill in Tampa, Florida op diverse plaatsen zwart-wit billboards. Raadselachtig en sober tegen het weelderige tropische landschap. Deze billboards met teksten van Emily Dickinson maken deel uit van haar concept om hoogstaande kunst naar het niet-ingewijde publiek te brengen. Ze wil omgang met kunst tot een dagelijkse gebeurtenis maken voor de ‘gewone’ mens. Dat er in brede kring over gesproken wordt. Billboards, gezien vanuit een auto langs de snelweg, zijn hiervoor het perfecte middel. Zoals deze, “A single Screw of Flesh Is all that pins the Soul” (F293):
Adrienne Rich (1929-2012) is een van de meest invloedrijke en gelezen dichters van de afgelopen 50 jaar. Dat geldt voor Amerika, maar zeker ook in Nederland. Zowel uit haar gedichten als haar essays spreekt een diepe bewondering voor de geschriften van Emily Dickinson. Niet alleen voor haar eigenzinnige stijl van schrijven maar ook voor haar sterke persoonlijkheid als vrouw binnen een patriarchale cultuur.
Adrienne Rich voelt zich sterk met haar verbonden en zo geraakt door haar kracht dat ze gedichten voor haar is gaan schrijven.
In 1862 stuurt Emily Dickinson enkele gedichten naar Thomas Higginson, een bekend schrijver. Ze heeft in een tijdschrift een stuk van hem gelezen over jonge schrijvers. Ze wil weten wat hij van haar gedichten vond. Wat hij precies geantwoord heeft weten we niet, wel dat hij de nodige kritiek op haar werk geeft. Emily Dickinson vindt dat hij als een chirurg haar werk ontleedt. Maar juist zijn kritiek stimuleert haar door te gaan met haar eigen stijl van schrijven. Opvallend dat na haar dood Thomas Higginson samen met Mabel Todd en haar zus Lavinia meewerkt aan de publicatie van haar gedichten. In die publicatie zijn diverse gedichten door hen bewerkt en aangepast.
Honderd jaar later, in 1964, schrijft Adrienne Rich een gedicht aan Emily Dickinson, waarin zij verwijst naar de betrokkendheid van Thomas Higginson bij de postume publicatie van haar gedichten. Zij vindt het een “verminking” van de Dickinson-poëzie. Als titel voor haar gedicht gebruikt Adrienne Rich een zin die rechtstreeks overgenomen is uit de brief van Dickinson aan Higginson (Brief 265):
“I am in Danger – Sir”
“Half-cracked” to Higginson, living,
afterward famous in garbled versions,
your hoard of dazzling scraps a battlefield,
now your old snood
mothballed at Harvard
and you in your variorum monument
equivocal to the end
who are you?
you, woman, masculine
in single-mindedness,
for whom the word was more
than a symptom
a condition of being.
Till the air buzzing with spoiled language
sang in your ears
of Perjury
and in your half-cracked way you chose
silence for entertainment,
chose to have it out at last
on your own premises.
(Uit: From Necessities of Life, Norton Books, 1966)
Het belangrijkste essay van Adrienne Rich over Emily Dickinson heet Vesuvius at Home:The Power of Emily Dckinson (1975). Ze beschrijft daarin hoe Emily Dickinson haar geholpen heeft in haar eigen zoektocht als vrouw en lesbiënne in een door mannen beheerste maatschappij. Ze wil begrijpen hoe zij als vrouwelijke dichter in een patriarchale samenleving kon leven. De oplossing van Emily Dickinson, zo concludeert ze, ligt in het bewust inrichten van haar leven om haar gaven als dichteres zo goed mogelijk tot uitdrukking te laten komen. Zij heeft zelfbewust gekozen voor een leven dat op haar voorwaarden was ingericht. Ze blijft ongehuwd, kiest zelf haar relaties, woont op zichzelf, schrijft gedichten in een eigen stijl, werkt in haar tuin, vormt haar eigen mening, en ontwikkelt een eigen spiritualiteit.
Zo bezien is Emily Dickinson niet langer het excentrieke, passieve wezen dat men ooit van haar dacht, maar staat ze als een sterke vrouw die haar gave ontwikkelt zoals zij het wilt. Voor Adrienne Rich is zij een pionier die het domein van het geschreven leven voor vrouwen ontdekt – het essay is te vinden in Adrienne Rich’s Poetry And Prose, Norton Books, 1993, p. 175-195).
Vol bewondering is zij over hoe Emily Dickinson, levend in een sterk partriarchale cultuur, er toch in slaagt als vrouw haar eigen weg te gaan: “her choice to be, not only a poet but a woman who explored her own mind, without any of the guidelines of orthodoxy. To say “yes” to her powers was not simply a major act of nonconformity in the nineteenth century; even in our own time it has been assumed that Emily Dickinson, not patriarchal society, was “the problem.” The ore we come to recognise the unwritten and written laws and taboos underpining patriarchy, the less problematical, surely, will seem the methods she chose.” (Uit Adrienne Rich, On Lies, Secrets, and Silence. Selected Prose 1966-1978, Norton Books, 1995).
In de zestiger jaren gaat Adrienne Rich samen met haar vriendin Michelle Cliff in de buurt van Amherst wonen, de streek van Emily Dickinson. Daar schrijft ze haar laatste gedicht voor Emily Dickinson: The Spirit of Place. Het is bijzonder ontroerend. Delen van het gedicht zijn gericht aan haar geliefde en delen van het gedicht zijn gericht aan Emily Dickinson. Er is een opname dat ze het gedicht zelf voordraagt.
The Spirit of Place
Voor Michelle Cliff
I.
Over the hills in Shutesbury, Leverett
driving with you in spring road
like a streambed unwinding downhill
fiddlehead ferns uncurling
spring peepers ringing sweet and cold
while we talk yet again
of dark and light, of blackness, whiteness, numbness
rammed through the heart like a stake
trying to pull apart the threads
from the dried blood of the old murderous uncaring
halting on bridges in bloodlight
where the freshets call out freedom
to frog-thrilling swamp, skunk-cabbage
trying to sense the conscience of these hills
knowing how the single-minded, pure
solutions bleached and desiccated
within their perfect flasks
for it was not enough to be New England
as every event since has testified:
New England’s a shadow-country, always was
it was not enough to be for abolition
while the spirit of the masters
flickered in the abolitionist’s heart
it was not enough to name ourselves anew
while the spirit of the masters
calls the freedwoman to forget the slave
With whom do you believe your lot is cast?
If there’s a conscience in these hills
it hurls that question
unquenched, relentless, to our ears
wild and witchlike
ringing every swamp.
II.
The mountain laurel in bloom
constructed like needlework
tiny half-pulled stitches piercing
flushed and stippled petals
here in these woods it grows wild
midsummer moonrise turns it opal
the night breathes with its clusters
protected species
meaning endangered
Here in these hills
this valley we have felt
a kind of freedom
planting the soil have known
hours of a calm, intense and mutual solitude
reading and writing
trying to clarify connect
past and present near and far
the Alabama quilt
the Botswana basket
history the dark crumble
of last year’s compost
filtering softly through your living hand
but here as well we face
instantaneous violence ambush male
dominion on a back road
to escape in a locked car windows shut
skimming the ditch your split-second
survival reflex taking on the world
as it is not as we wish it
as it is not as we work for it
to be
III.
Strangers are an endangered species
In Emily Dickinson’s house in Amherst
cocktails are served the scholars
gather in celebration
their pious or clinical legends
festoon the walls like imitations
of period patterns
(…and, as I feared, my “life” was made a “victim”)
The remnants pawed the relics
the cult assembled in the bedroom
and you whose teeth were set on edge by churches
resist your shrine
escape
are found
nowhere
unless in words
(your own)
All we are strangers–dear–The world is not
acquainted with us, because we are not acquainted
with her. And Pilgrims!–Do you hesitate? and
Soldiers oft–some of us victors, but those I do
not see tonight owing to the smoke.–We are hungry,
and thirsty, sometimes–We are barefoot–and cold–
This place is large enough for both of us
the river-fog will do for privacy
this is my third and last address to you
with the hands of a daughter I would cover you
from all intrusion even my own
saying rest to your ghost
with the hands of a sister I would leave your hands
open or closed as they prefer to lie
and ask no more of who or why or wherefore
with the hands of a mother I would close the door
on the rooms you’ve left behind
and silently pick up my fallen work
IV.
The river-fog will do for privacy
on the low road a breath
here, there, a cloudiness floating on the black top
sunflower heads turned black and bowed
the seas of corn a stubble
the old routes flowing north, if not to freedom
no human figure now in sight
(with whom do you believe your lot is cast?)
only the functional figure of the scarecrow
the cut corn, ground to shreds, heaped in a shape
like an Indian burial mound
a haunted-looking, ordinary thing
The work of winter starts fermenting in my head
how with the hands of a lover or a midwife
to hold back till the time is right
force nothing, be unforced
accept no giant miracles of growth
by counterfeit light
trust roots, allow the days to shrink
give credence to these slender means
wait without sadness and with grave impatience
here in the north where winter has a meaning
where the heaped colors suddenly go ashen
where nothing is promised
learn what an underground journey
has been, might have to be; speak in a winter code
let fog, sleet, translate; wind, carry them.
V.
Orion plunges like a drunken hunter
over the Mohawk Trail a parallelogram
slashed with two cuts of steel
A night so clear that every constellation
stands out from an undifferentiated cloud
of stars, a kind of aura
All the figures up there look violent to me
as a pogrom on Christmas Eve in some old country
I want our own earth not the satellites, our
world as it is if not as it might be
then as it is: male dominion,gangrape,lynching,pogrom
the Mohawk wraiths in their tracts of leafless birch
watching: will we do better?
The tests I need to pass are prescribed by the spirits
of place who understand travel but not amnesia
The world as it is: not as her users boast
damaged beyond reclamation by their using
Ourselves as we are in these painful motions
of staying cognizant: some part of us always
out beyond ourselves
knowing knowing knowing
Are we all in training for something we don’t name?
to exact reparation for things
done long ago to us and to those who did not
survive what was done to them whom we ought to honor
with grief with fury with action
On a pure night on a night when pollution
seems absurdity when the undamaged planet seems to turn
like a bowl of crystal in black ether
they are the piece of us that lies out there
knowing knowing knowing
(1980 – uit: Wild Patience Has Taken Me This Far, Norton Books, 1981, p. 40 – 45).
In 2018 schreef componist Cees Thissen muziek bij 16 gedichten van Emily Dickinson. Hij formeerde een projectkoor van zo’n 50 personen met als soliste Yvonne Weyers. De uitvoeringen werden begeleid door een jazzcombo, aangevuld met blazers. Het project werd ondersteund door dichter Elly de Waard, die werk van Emily Dickinson heeft vertaald. Zij maakte ook de verbindende teksten bij de voorstelling.
Op 9 november 2018 vond in de Oude Kerk van Heemstede de première plaats. De krant was lovend over de voorstelling: “De zang zorgde voor menig brok in de keel.” Hoewel de opname niet verkrijgbaar is, geeft een van de gezongen gedichten een goede indruk: I dwell in Possibility.
I dwell in Possibility –
A fairer House than Prose –
More numerous of Windows –
Superior – for Doors –
Of Chambers as the Cedars –
Impregnable of Eye –
And for an Everlasting Roof
The Gabels of the Sky –
Of Visitors – the fairest –
For Occupation – This –
The spreading wide my narrow Hands
To gather Paradise –
F466/J657/1862
Ik woon in Mogelijkheid –
Een mooier Huis dan Proza –
Veel rijker aan Ramen –
En met nog meer – Deuren –
Met Kamers als Cederbomen –
Waar het oog niet binnendringt –
En haar Dak dat Eeuwig duurt
Is het Koepelgewelf van de Lucht –
En de Bezoekers – zijn de mooiste –
Wat mij Bezighoudt – is Dit –
Mijn smalle Handen wijd uitspreiden
Om het Paradijs te vergaren –
In de zeventiger jaren maakte de Amerikaanse kunstenares Judy Chicago een iconisch werk: The Dinner Party. Het feministische werk behoort tot de vaste collectie van het Brooklyn Museum in New York. Voor Judy Chicago (1939) zijn de gedichten van Emily Dickinson een belangrijke inspiratiebron geweest. Zij heeft zelf een boek uitgebracht met tekeningen bij haar geliefde gedichten.
The Dinner Party is een monument voor belangrijke vrouwen uit de wereldgeschiedenis. Het bestaat uit een groots gedekt feestmaal, opgesteld op een driehoekige tafel met in totaal negenendertig couverts. Elk couvert verwijst naar een belangrijke vrouw. De vormgeving van het couvert met lopers, kelken, bestek en beschilderd porselein past bij de stijl van de individuele vrouwen die worden geëerd. Eén van deze 39 historische vrouwen is Emily Dickinson. De namen van nog eens 999 vrouwen zijn in goud gegraveerd op de witte tegelvloer onder de driehoekige tafel.
De setting van Emily Dickinson stelt het opvallende contrast voor tussen haar teruggetrokken, introverte karakter en de dynamische geest die haar gedichten onthullen. Het laat ook de sobere Victoriaanse wereld zoen die Emily Dickinson wilde doorbreken met haar schrijven. Judith Chicago werd vooral geïnspireerd door het volgende Dickinson-gedicht, voor het eerst gepubliceerd in de collectie Complete Poems, 1924:
I HIDE myself within my flower,
That wearing on your breast,
You, unsuspecting, wear me too—
And angels know the rest. (F80)
Het midden van het bord lijkt stevig en toch verstikt door de omringende gerimpelde kanten lagen. Deze strokenlagen zijn gemaakt met behulp van een proces dat kant draperen wordt genoemd, waarbij kant wordt doordrenkt met porselein en gebakken, waardoor het helemaal omgezet wordt in porselein. Kant draperen werd gebruikt om porseleinen poppen te maken, en het suggereert de beperkingen die het Victoriaanse tijdperk oplegde aan het leven en schrijven van Emily Dickinson.
De loper is gemaakt van kant en verkleurd met thee en koffie om het er ouder uit te laten zien. Het omvat naaitechnieken die typisch zijn voor het Victoriaanse tijdperk, zoals lintwerk, een borduurwerk van bloemmotieven gemaakt in zijden lint. Het is een huiselijke vaardigheid uit het begin van de 19e eeuw die als een geschikt tijdverdrijf voor vrouwen werd beschouwd. Lintwerk strekt zich uit over de loper en omringt de hoofdletter in de naam van Dickinson, die de stereotiepe ‘vrouwelijke’ activiteiten van die tijd vertegenwoordigt en, als zodanig, de beperkende wereld waarin deze machtige literaire figuur verborgen was.
In 1950 voltooide de Amerikaanse componist Aaron Copland (1900-1990) het muzikale werk Twelve Poems of Emily Dickinson. Al duurt het nog geen half uur, het is zijn langste werk voor solozang, geschreven voor sopraan en piano.
Aaron Copland begon met het gedicht Because I could not stop for Death. Hij zegt zelf dat hij verliefd werd op dat nummer en van daaruit nog meer gedichten begon te bewerken.
Tussen het componeren door verslond hij boeken van en over Dickinson en maakte zelfs een pelgrimstocht naar haar huis in Amherst, Massachusetts. Zelf beschrijft hij haar poëzie als “taal die fris, nauwkeurig, volkomen uniek en zeer Amerikaans was”. En: “Ik heb dit nooit bedoeld als een liederencyclus.Elk nummer is bedoeld om op zichzelf compleet te zijn, maar ik geef er de voorkeur aan dat ze als een cyclus worden gezongen. Ze lijken een cumulatief effect te hebben.
Twelve Poems is geschreven op het hoogtepunt van Copland’s roem en status, slechts enkele jaren voor zijn ontmoeting met de politieke repressie van het McCarthyisme, toen hij door de FBI zou worden onderzocht en op de zwarte lijst zou worden gezet vanwege zijn linkse politieke opvattingen.Geestig en lyrisch, de liedjes tonen weinig spoor van de storm en stress van de naoorlogse periode die Copland’s latere muziek zou beroeren.
De eerste uitvoering vond plaats met de zangeres Alice Howland. Op Youtube zijn diverse uitvoeringen te zien en te beluisteren. Bijvoorbeeld een uitvoering uit 1952 van Aaron Copland zelf aan de piano en Martha Lipton als sopraan (Youtube). Of onderstaande versie van Barbara Bonney (zang) en André Previn (piano):
Because I could not stop for Death –
He kindly stopped for me –
The Carriage held but just Ourselves –
And Immortality.
We slowly drove – He knew no haste,
And I had put away
My labor and my leisure too,
For His Civility –
We passed the School, where Children strove
At recess – in the ring –
We passed the Fields of Gazing Grain –
We passed the Setting Sun –
Or rather – He passed Us –
The Dews drew quivering and chill –
For only Gossamer, my Gown –
My Tippet – only Tulle –
We paused before a House that seemed
A Swelling of the Ground –
The Roof was scarcely visible –
The Cornice – in the Ground –
Since then – ’tis centuries – and yet
Feels shorter than the Day
I first surmised the Horses’ Heads
Were toward Eternity –