I dreaded that first Robin, so,
But He is mastered, now,
I’m some accustomed to Him grown,
He hurts a little, though –
I thought If I could only live
Till that first Shout got by –
Not all Pianos in the Woods
Had power to mangle me –
I dared not meet the Daffodils –
For fear their Yellow Gown
Would pierce me with a fashion
So foreign to my own –
I wished the Grass would hurry –
So – when ’twas time to see –
He’d be too tall, the tallest one
Could stretch – to look at me –
I could not bear the Bees should come,
I wished they’d stay away
In those dim countries where they go,
What word had they, for me?
They’re here, though; not a creature failed –
No Blossom stayed away
In gentle deference to me –
The Queen of Calvary –
Each one salutes me, as he goes,
And I, my childish Plumes,
Lift, in bereaved acknowledgment
Of their unthinking Drums –
J348/F347/1862
Ik was zo bang voor die eerste Roodborst,
Maar Hij is overmeesterd, nu,
Ik ben er al iets aan gewend dat Hij gegroeid is
Hij doet me nog wel een beetje zeer –
Ik dacht als ik maar blijf leven
Tot die eerste Kreet voorbij is –
Geen van de Piano’s in het Bos
Had zo’n kracht om mij te verpletteren –
Narcissen ging ik uit de weg –
Uit angst dat hun Gele Jurken
Mij een mode zouden opdringen
Die zo vreemd was aan mijn eigen –
Ik wenste dat het Gras zich zou haasten –
Zo – dat als het tijd was om te kijken –
Het te lang zou zijn en zo’n langerd
Zich moest uitrekken om mij te zien –
Ik kon het niet hebben dat de Bijen zouden komen,
Ik wou dat ze wegbleven
In die schemerige landen waar ze naartoe gaan,
Welk woord zouden ze daar hebben voor mij?
Ze zijn echter allemaal hier; niemand ontbreekt –
Geen Bloesem bleef weg
Uit diep respect voor mij –
De Koningin van de Kruisweg –
Ieder begroet mij, als hij komt,
En ik verhef kinderlijk mijn Pluimen,
Diepbedroefd
Voor hun onbezonnen Geroffel –