Index First Lines (alfabetische index volgens de beginregel van het originele gedicht)
1850 – 1857
Awake ye muses nine, sing me a strain divine
Awake ye muses nine,
———sing me a strain divine,
unwind the solemn twine,
———and tie my Valentine!
——————– – –
Oh the Earth was made for lovers,
———for damsel, and hopeless swain,
for sighing, and gentle whispering,
———and unity made of twain,
all things do go a courting,
———in earth, or sea, or air,
God hath made nothing single
———but thee in His world so fair!
The bride, and then the bridegroom,
———the two, and then the one,
Adam, and Eve, his consort,
———the moon, and then the sun;
the life doth prove the precept,
———who obey shall happy be,
who will not serve the sovereign,
———be hanged on fatal tree.
The high do seek the lowly,
———the great do seek the small,
none cannot find who seeketh,
———on this terrestrial ball;
The bee doth court the flower,
———the flower his suit receives,
and they make merry wedding,
———whose guests are hundred leaves;
the wind doth woo the branches,
———the branches they are won,
and the father fond
———demandeth the maiden for his son.
The storm doth walk the seashore
———humming a mournful tune,
the wave with eye so pensive,
———looketh to see the moon,
their spirits meet together,
———they make their solemn vows,
no more he singeth mournful,
———her sadness she doth lose.
The worm doth woo the mortal,
———death claims a living bride,
night unto day is married,
———morn unto eventide;
Earth is a merry damsel,
———and Heaven a knight so true,
and Earth is quite coquettish,
———and he seemeth in vain to sue.
Now to the application,
———to the reading of the roll,
to bringing thee to justice,
———and marshalling thy soul;
thou art a human solo,
———a being cold, and lone,
wilt have no kind companion,
———thou reap’st what thou hast sown.
Hast never silent hours,
———and minutes all too long,
And a deal of sad reflection,
———and wailing instead of song?
There’s Sarah, and Eliza,
———and Emeline so fair,
and Harriet, and Susan,
———and she with curling hair!
Thine eyes are sadly blinded,
———but yet thou mayest see
six true, and comely maidens
———sitting opon the tree;
Approach that tree with caution,
———then up it boldly climb,
And seize the one thou lovest,
———nor care for space, or time!
Then bear her to the greenwood,
———and build for her a bower,
And give her what she asketh,
———jewel, or bird, or flower;
And bring the fife, and trumpet,
———and beat upon the drum –
And bid the world Goodmorrow,
———and go to glory home!
F1/J1/1850
Negen muzen, word wakker jullie
———zing voor mij een goddelijk lied,
maak het serieuze lint eens los,
———en bind mijn Valentijn vast!
——————– – –
O, de Aarde is gemaakt voor minnaars,
———jonge meiden en wanhopige vrijers,
voor zuchten, zacht gefluister,
———en een stel van twee,
alles maakt elkaar het hof,
———op aard, zee, of in de lucht,
God heeft niemand vrijgezel gemaakt,
———behalve jij in Zijn zo prachtige wereld!
De bruid, evenals de bruidegom,
———de twee, en die zullen één zijn,
Adam, en Eva, zijn echtgenote,
———de maan evenals de zon;
het leven heeft de norm bewezen,
———en wie gehoorzaamt zal gelukkig zijn,
wie de vorst niet dient,
———moet hangen aan een fatale boom.
De hogere stand zoekt toch de lage,
———de groten de kleinen,
ieder vindt die hij zoekt,
———op deze aardbol;
De bij maakt de bloem het hof,
———de bloem neemt zijn aanzoek aan,
en ze maken er een vrolijke bruiloft van,
———met honderd bladeren als gast;
de wind verleidt de takken,
———de takken geven zich gewonnen,
en de liefhebbende vader
———vraagt het meisje voor zijn zoon.
De storm flaneert langs de zeekust
———en neuriet een triest deuntje,
de golf met een bedenkelijke blik,
———kijkt of hij de maan ziet,
hun geesten vinden elkaar,
———leggen plechtige geloften af,
hij zal niet meer zo triest zingen,
———zij zal haar verdriet laten varen.
De worm vrijt met de dode,
———de dood bedingt een levende bruid,
de nacht is getrouwd met het daglicht,
———het ochtendgloren met de schemer;
De Aarde is een vrolijke jonkvrouw,
———de Hemel zo’n echte ridder,
en de Aarde is nogal koket,
———en hij zit haar vergeefs achterna.
Nu de praktische toepassing,
———voor de lezer van deze lijst,
om je op het rechte pad te brengen,
———en je ziel te leiden;
ben je als mens alleen,
———een koud, eenzaam wezen,
heb je geen lieve metgezel,
———oogst je wat je gezaaid hebt.
Krijg je nooit vrije uren,
———en duren minuten altijd te lang,
En een hoop trieste gedachten,
———en gejammer in plaats van zang?
Dan zijn daar Sarah, en Eliza,
———en mooie Emeline,
en Harriet, Susan,
———en zij met krullend haar!
Je ogen zijn van droefheid verblind,
———maar toch moet u maar eens kijken
zes echte, en knappe meiden
———zitten daar in de boom;
Benader die boom voorzichtig,
———klim er dan dapper in,
En grijp dan die je liefhebt, en
———maak je niet druk om ruimte, of tijd!
Draag haar naar het houtgewas,
———en bouw een prieel voor haar,
Geef haar wat ze vraagt,
———juwelen, vogels, of bloemen;
En breng de fluit, en de trompet,
———en sla op de trom –
Zeg Goedemorgen tegen de wereld,
———en ga triomfantelijk naar huis!
“Six true, and comely maidens” zijn waarschijnlijk Sarah Tracy, Eliza Coleman, Emeline Kellog, Harriet Miller, Susan Gilbert en Emily Dickinson (“zij met de krullen”).
Een Valentijnsgedicht vol studentikoze spot, geschreven aan Elbridge G. Bowdoin, werkzaam als klerk bij het kantoor van haar vader. Mogelijk is dit het eerste gedicht dat Emily Dickinson geschreven heeft. Het staat vol christelijke symboliek die ze met een kwinkslag tegendraads gebruikt.
I weave for the Lamp of Evening
I weave for the Lamp of Evening –
but fairer colors than mine
are twined while stars are shining.
I know of a shuttle swift –
I know of a fairy gift –
mat for the “Lamp of Life” –
the little Bachelor’s wife!
B/Februari 1851
Ik weef aan het Licht van de Avond –
maar prachtiger kleuren dan die van mij
worden gevlochten als de sterren schijnen.
Ik weet van een snelle weefspoel –
Ik weet van een magisch geschenk –
geweven voor het “Levenslicht”–
de kleine Vrijgezellenvrouw!
There is another sky
There is another sky,
ever serene and fair,
and there is another sunshine,
tho’it be darkness there –
never mind faded forests, Austin,
never mind silent fields –
here is a little forest,
whose leaf is ever green;
here is a brighter garden,
where not a frost has been;
in its unfading flowers
I hear the bright bee hum,
prithee, my Brother,
Into my garden come!
B 17 Oktober 1851/J2/
Er is een andere lucht,
altijd sereen en prachtig,
en er schijnt een ander zonlicht,
ook als het daar donker is –
vergeet de kale bossen maar, Austin,
vergeet de stille velden maar –
hier is een klein bos,
waar het blad altijd groen is;
hier ligt een fleuriger tuin,
waar geen vorst is geweest;
in haar altijd frisse bloemen
hoor ik bijen vrolijk zoemen;
alsjeblieft, Broer van mij,
kom naar mijn tuin!
“Sic transit gloria mundi”
“Sic transit gloria mundi,”
“How doth the busy bee,”
“Dum vivimus vivamus,”
I stay mine enemy! –
Oh “veni, vidi, vici!”
Oh caput cap–a–pie!
And oh “memento mori”
When I am far from thee!
Hurrah for Peter Parley!
Hurrrah for Daniel Boone!
Three cheers, sir, for the gentleman
Who first observed the moon!
Peter, put up the sunshine;
Pattie, arrange the stars;
Tell Luna, tea is waiting,
And call your brother Mars!
Put down the apple, Adam,
And come away with me,
So shalt thou have a pippin
From off my father’s tree!
I climb the “Hill of Science,”
I “view the landscape o’er;”
Such transcendental prospect,
I ne’er beheld before! –
Unto the Legislature
My country bids me go;
I’ll take my india rubbers,
In case the wind should blow!
During my education,
It was announced to me
That gravitation, stumbling
Fell from an apple tree!
The earth opon an axis
Was once supposed to turn,
By way of a gymnastic
In honor of the sun –
It was the brave Columbus,
A sailing o’er the tide,
Who notified the nations
Of where I would reside!
Mortality is fatal –
Gentility is fine
Rascality, heroic,
Insolvency, sublime!
Our Fathers being weary,
Laid down on Bunker Hill;
And tho’ full many a morning,
Yet they are sleeping still, –
The trumpet, sir, shall wake them,
In dreams I see them rise,
Each with a solemn musket
A marching to the skies!
A coward will remain, Sir,
Until the fight is done;
But an immortal hero
Will take his hat, and run!
Good bye Sir, I am going;
My country calleth me;
Allow me, Sir, at parting,
To wipe my weeping e’e.
In token of our friendship
Accept this “Bonnie Doon,”
And when the hand that plucked it
Hath passed beyond the moon,
The memory of my ashes
Will consolation be;
Then farewell Tuscarora,
And farewell, Sir, to thee!
F2/J3/1852
“Sic transit gloria mundi,”
“Hoe gaat het met de bezige bij”
“Dum vivimus vivamus,”
Ik trotseer mijn vijand! –
O, “veni, vidi, vici!”
O, studiekop van top tot teen!
En o, “memento mori”
Als ik verre van u ben!
Hoera voor Peter Parley!
Hoera voor Daniel Boone!
Drie hoera’s, meneer, voor de heer
Die ‘t eerst de maan heeft gezien!
Peter, steek de zon aan;
Pattie, zet de sterren goed;
Vertel de Maan, de thee staat klaar,
En roep je broer Mars!
Leg neer die appel, Adam,
En kom met me mee,
Dan krijg je een zure appel
Van mijn vaders boom!
Ik beklim de “Heuvel der Wetenschap”
En “kijk over het landschap”
Zo’n transcendentaal overzicht,
Zag ik niet eerder!
Naar de Legislatuur
Vraagt mijn land mij te gaan;
Ik trek mijn rubber schoenen aan,
Voor als er wind mocht staan!
Tijdens mijn opleiding,
Werd mij aangekondigd
Dat de zwaartekracht, per ongeluk
Uit een appelboom viel!
Aan een as werd de aarde
Ooit verondersteld te draaien,
Door een soort van gymnastiek
Ter ere van de zon –
Het was de dappere Columbus,
Een zeiler op het tij,
Die de landen op de hoogte bracht
Van waar ik zou wonen!
Sterfelijkheid is dodelijk –
Deftig is prima
Kattenkwaad is heroïsch,
Bankroet, subliem!
Onze Vaders, uitgeput,
Te ruste gelegd op Bunker Hill;
En ondanks heel veel ochtenden
Zijn zij nog steeds stil in slaap, –
De trompet, meneer, zal ze wakker schudden,
In dromen zie ik ze opstaan,
Elk met een heilige musket
Een mars naar de hemel!
Een lafaard blijft achter, meneer,
Totdat het gevecht voorbij is;
Maar een onsterfelijke held
Pakt zijn hoed, en rent!
Vaarwel, Meneer, ik ga;
Mijn land roept me;
Sta me toe, Meneer, bij het afscheid,
Om mijn tranen af te vegen.
Als teken van onze vriendschap
Accepteer deze “Bonnie Doon”
En wanneer de hand die het plukte
Verdwenen is achter de maan,
Zal de herinnering aan mijn as
Troost bieden;
Vaarwel dan, Tuscarora,
En vaarwel, Mijnheer, aan u!
“Dum vivamus vivamus”: (Latijn) “Zolang we leven, laten we leven” (grafschrift).
“Veni vidi vici!”: (Latijn) “Ik kwam, zag, overwon!” – uitspraak van Julius Caesar (100 – 44 v. Chr).
“Caput”: (Latijn) hoofd, kopstuk, hier studiehoofd.
“Memento mori”: (Latijn) “Denk eraan dat je moet sterven”
“Peter Parley” is een pseudoniem voor Samuel Griswold Goodrich (1793-1860). Schrijver van veel populaire kinderboeken.
“Daniel Boon” is een Amerikaanse pionier en volksheld.
“Our Fathers”: de Founding Fathers, de grondleggers van de Verenigde Staten.
“Bunker Hill”: grafheuvel in Charleston Massachusetts, genoemd naar de kolonist George Bunker. Er vond de bloedigste slag uit de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog plaats (1775─1783).
“Bonnie Doon” is een schotse ballade van Richard Burns (1759-1796).
“That plucked it”: die het plukte – waarschijnlijk wordt bedoeld: “die het schreef”
“Tuscarora” is een Native American stam uit de streek van de Great Lakes.
Dit studentikoos Valentijnsgedicht stuurt Emily Dickinson naar William Hoyland, een rechtenstudent in het kantoor haar vader en beginnend docent aan het Amherst College. Het wordt anoniem gepubliceerd in de Springfield Daily Republican. Wanneer Emily Dickinson dat ontdekt, laat ze het verwijderen.
Who loves you most
Who loves you most,
and loves you best,
and thinks of you
when others rest?
———T’is Emilie –
B/Februari 1852
Wie houdt het meest van jou,
en nog veel meer,
en denkt aan jou
als anderen rusten?
———Dat is Emily
On this wondrous sea
On this wondrous sea
Sailing silently,
Ho! Pilot, ho!
Knowest thou the shore
Where no breakers roar –
Where the storm is o’er?
In the peaceful west
Many the sails at rest –
The anchors fast –
Thither I pilot thee –
Land Ho! Eternity!
Ashore at last!
F3/J4/1853
Op deze wonderlijke zee
In stilte aan het zeilen,
Ahoi! Schipper, ahoi!
Ken jij de kust
Waar geen branding brult –
De storm over is?
In het vredige westen
Zijn veel van de zeilen in rust –
De ankers vastgelegd –
Daarheen stuur ik je –
Land Ahoi! Eeuwigheid!
Eindelijk aan land!
Gestuurd naar Susan Gilbert, wanneer deze in Manchester (New Hampshire) verblijft.